Vlinderlied

Een rups zit op een blaadje, nog maar amper uit zijn ei
het leven bruist, het fladdert en het zoemt aan hem voorbij
en kauwend op een blaadje droomt hij weg bij dat gezoem
vliegen wil ik ook, denkt hij, van bloemetje naar bloem
en elke dag opnieuw eet hij zijn buikje vol en rond
want blaadjes vindt hij lekker en zo voelt hij zich gezond
totdat hij moe wordt op een dag en in de lentezon
bouwt hij op een geschikte plek een veilige cocon

Vlinders zijn vrolijk, vlinders zijn vrij
dartelen als lammetjes in de wei
vlinders zijn vrolijk, vlinders zijn vrij
een vlinder ben ik en een vlinder ben jij

En op een mooie zomerdag dan barst zijn huisje open
daar komt een prachtig vlindertje naar buiten toe gekropen
hij opent trots zijn vleugeltjes en droogt ze in de zon
hij zal de wereld tonen wat het rupsje nog niet kon
het rupsje werd een vlinder dus de basis is gelegd
hij mag de wijde wereld in en komt vast goed terecht
al zijn de vleugels van papier en nog niet sterk misschien
‘k weet zeker dat hij vliegen kan, dat zal hij laten zien

Vlinders zijn vrolijk, vlinders zijn vrij
dartelen als lammetjes in de wei
vlinders zijn vrolijk, vlinders zijn vrij
een vlinder ben ik en een vlinder ben jij

Menu